

Nu is CO2 op zich niet schadelijk, we kunnen zelfs niet zonder. Maar door onze leefwijze zit er te veel van in de lucht. Hetzelfde geldt voor stikstof. Het zijn twee van de stoffen die zorgen voor het broeikaseffect en opwarming van de aarde. Het mooie van bomen is dat ze dergelijke stoffen opnemen en met een aantal chemische reacties gunstige effecten teweegbrengen.
Zo zorgt stikstof voor de aanmaak van bladgroen. Vervolgens vindt fotosynthese plaats: onder invloed van zonlicht zet het bladgroen CO2 en water om in bouwstoffen voor de boom en in zuurstof. Ook slaan bomen extra CO2 op als ze groeien. Die opname verschilt wel per soort en hangt samen met de groeisnelheid en de leeftijd; op een gegeven moment stopt het. Maar het omzetten van CO2 uit de lucht in zuurstof blijft gewoon doorgaan. Bomen leveren dus zuurstof die mensen en dieren nodig hebben én dragen bij aan de terugdringing van het broeikaseffect.
Door regen en wind kan grond wegspoelen of wegwaaien (erosie). Bomen voorkomen dat, doordat de wortels de grond vasthouden. Net zo goed als het wortelstelsel en de boom zelf water vasthouden. Een belangrijk gegeven nu we te maken hebben met steeds extremer weer. Denk aan de pieken met veel regenval en langere perioden van droogte. Naar verwachting zal dit steeds meer voorkomen. Bomen zorgen voor waterberging.
Het water dat ze opnemen, geven ze langzaam af door verdamping, vooral als het warm is. Op die manier zorgen ze voor afkoeling van warme lucht. Ook hun schaduw zorgt voor verkoeling van de lucht, van de straat en van gebouwen; door schaduw blijft het ook binnen koeler. Bomen zijn daarmee een belangrijk wapen tegen hittestress, zeker in steden.
Samen met andere belangrijke functies, zoals vergroten van de biodiversiteit en verfraaien van het landschap, is het logisch dat bomen veel in de belangstelling staan. Het wordt steeds duidelijker dat er meer van moeten komen. Ook in Fryslân. Door onder meer de Stichting Iepenwacht Fryslân zijn het afgelopen decennium veel bomen geplant. Toch wordt er nog steeds meer gekapt dan aangeplant. Er lopen verschillende projecten voor meer bewustwording en voor het daadwerkelijk planten van extra bomen. Twee daarvan, waar ook de Iepenwacht bij aanhaakt, zijn Plan Boom en de Bossenstrategie.
De uitgelezen persoon om daar meer over te vertellen is Jan Piet de Boer, senior projectleider ‘natuur en landschap in publieke en private ruimte’ bij Landschapsbeheer Friesland. Over het belang van bomen in het Friese landschap, kan hij kort zijn: “Bomen kleuren en typeren het landschap en hebben tegenwoordig ook een belangrijke recreatie- en belevingswaarde. Mensen houden van een omgeving met veel groen. Niemand woont, werkt of recreëert graag op een plek zonder bomen. Daarnaast zijn ze natuurlijk functioneel, al lag daar vroeger nog meer de nadruk op.” Vroeger werd het inlands hout aangeplant en benut in de scheepsbouw, meubelmakerij en natuurlijk als brandstof. Tegenwoordig zijn bomen niet alleen belangrijk omdat ze bijvoorbeeld beschutting bieden, maar zijn ze beeldbepalend in het landschap en hebben ze grote cultuurhistorische waarde.
De regionale verschillen in aantallen en typen aanplant zijn groot. Op zandgrond groeien bomen, zoals elzen, veel spontaner. Gelukkig wisten boeren daar van de nood een deugd te maken. “Bomen en struiken werden er veelvuldig gebruikt als veekering, erfafscheiding en voor brandhout. Maar in de tweede helft van de twintigste eeuw kwam daar een kentering in. Ze werden vooral als obstakel gezien binnen een efficiënte bedrijfsvoering. In deze boomrijke streken alle bomen verwijderen om grote landbouwpercelen te creëren, zou echter het unieke landschap aantasten. In dergelijke gebieden verenigden boeren zich daarom in agrarische natuurverenigingen, om onderhoud van het landschap onderdeel te maken van de bedrijfsvoering. Vooral in de Fryske Wâlden liep men hierin voorop, als een van de eersten van Nederland,” vertelt Jan Piet.
De pioniers in de Wâlden zorgden er zodoende voor dat het bijzondere coulissenlandschap, dat zich kenmerkt door houtwallen en elzensingels, behouden bleef. Ook in andere regio’s met van nature veel bomen, zoals het zuidwesten van de provincie, zijn bomen sterk verankerd in de cultuurhistorie.
Op de noordelijke kleigronden van de provincie was de situatie compleet anders. “De aanplant concentreerde zich daar vooral in en rond dorpen en op boerenerven als beschutting tegen harde wind. Leibomen werden voor huizen geplant als natuurlijk zonnescherm,” legt Jan Piet uit. Het schaarse goed was hier ook een statussymbool. “Bij grote boerderijen en states werden lanen en solitaire sierbomen aangeplant.” Ook fruitbomen waren een symbool van rijkdom. Veel states lieten een boomgaard aanleggen met verschillende soorten fruitbomen.
Op de klei waren bomen dus van oudsher minder talrijk, maar wel degelijk aanwezig. Hier vind je tegenwoordig nog de soorten die zo kenmerkend zijn voor de bodem en het klimaat in deze regio, zoals iepen en essen.
Dat het aantal bomen en de soorten sterk regiogebonden zijn, zorgt ook voor problemen. “We realiseren ons steeds beter hoe belangrijk variatie in het landschap is. Als één voor een landschap kenmerkende boomsoort een ziekte krijgt, dan kan dat hele landschap worden aangetast.” Op de klei zijn bijvoorbeeld door de jaren heen veel bomen aangetast en gekapt vanwege de iepziekte en de essentaksterfte. Gelukkig is daar werk van gemaakt.
Bomen maken het landschap tot wat het is. Friesland zou Friesland niet zijn zonder elzensingels, eikenlanen, houtwallen, boomgaarden, bossen en niet te vergeten de boerenerven en wegbeplantingen. Het vele groen is echter ook kwetsbaar. Niet alleen het investeren in onderhoud en beheer, maar ook in herstel en nieuwe aanplant is volgens Jan Piet cruciaal.
“Ons Friese landschap met al haar variatie is uniek en dat moeten we met elkaar zien te behouden. Particulieren en organisaties kunnen bomen planten en doen dat ook steeds vaker. Maar wanneer er eveneens vanuit het provinciaal beleid serieus ingezet wordt op aanplant en onderhoud, houden we het landschap intact en kunnen we het hier en daar zelfs versterken.” Bovendien dragen we daarmee bij aan een oplossing voor andere problemen, zoals de CO2-uitstoot en het biodiversiteitsvraagstuk. Ook daarin spelen bomen immers een belangrijke rol.
Biodiversiteit hebben we nodig om te kunnen leven. Dat wil zeggen een grote variatie aan planten- en diersoorten én aan leefgebieden waar die soorten voorkomen. Bossen en ook solitaire bomen spelen daarin een belangrijke rol. “Samen met de struiklaag die er vaak onder groeit, trekken bomen allerlei soorten aan”, zegt Joukje Buiteveld, onderzoeker bij het Centrum Genetische Bronnen van Wageningen University & Research (WUR). “Vogels, insecten, amfibieën en zoogdieren vinden er een schuilplaats en voedsel. Er groeien schimmels, waaronder paddenstoelen en ook mossen en korstmossen. Dat geldt net zo goed voor bomen langs wegen en in dorpen en steden.”
Bomen hebben een voorkeur voor een grondsoort. Ook kunnen ze specifieke omstandigheden wel of niet goed verdragen, zoals harde wind, droogte of juist een natte bodem. “Het maakt daarom veel uit welke bomen je waar plant.”
Naaldbossen hebben doorgaans minder ondergroei met kruiden en struiken dan loofbossen. “Toch zijn ook die belangrijk. Voor houtproductie bijvoorbeeld en omdat sommige naaldbomen, zoals de grove den goed groeien in drogere grond, en net als loofbomen CO2 opnemen.
Ook de verscheidenheid aan bomen zelf is belangrijk. “We hebben nog zo’n 110 soorten inheemse bomen en struiken. Net als bij dieren en planten, moeten we die zien te behouden voor een zo groot mogelijke soortenrijkdom.” Dat maakt minder kwetsbaar voor ziektes en beter opgewassen tegen de gevolgen van klimaatverandering, zoals droogte en wellicht nieuwe ziektes en plagen.
In hoeverre exotische soorten tot de Nederlandse soortenrijkdom gerekend moeten worden, is discutabel, vertelt Joukje Buiteveld. “En dan hebben we het over de niet-invasieve exoten. Een Amerikaanse eik doet hier bijvoorbeeld minder voor de biodiversiteit dan een inheemse eik. Aan de andere kant: exoten kunnen eigenschappen hebben die van belangrijk zijn voor aanpassing aan klimaatverandering, zoals droogtetolerantie.
Ook de diversiteit binnen boomsoorten is belangrijk. Die genetische diversiteit vergroot de veerkracht van bossen, de aanpassing aan klimaatverandering en variatie in het landschap. Dezelfde variatie bracht bijvoorbeeld ook uitkomst bij het ontwikkelen van resistente iepen die gebruikt worden voor de herplant van door iepziekte gevelde bomen. “Als deze diversiteit verdwijnt, kun je er geen resistente rassen en variëteiten meer van kweken.”
Voor ziektebestrijding, monitoring en de her- en aanplant noemt Joukje Buiteveld de noodzaak van een regionale aanpak; boomziektes houden zich niet aan gemeentegrenzen. “Die regionale aanpak wordt bovendien door het type landschap bepaald. Die zal heel anders zijn op de Veluwe dan in het veel opener Friese en Groninger landschap. Samenwerking van gemeenten, met een deskundige en coördinerende rol van organisaties als Stichting Iepenwacht Fryslân, is daarbij belangrijk.”
Daarnaast blijft onderzoek doen nodig voor een veerkrachtig bomenbestand, zoals naar ziekteresistente rassen, klimaatadaptatie en genetische diversiteit. Genenbehoud is een specialisme van Joukje Buiteveld. Van daaruit is ze bijvoorbeeld betrokken bij de genenbank voor inheemse bomen en struiken. Dit is een bos bij Dronten in de Flevopolder waar zoveel mogelijk soorten en diversiteit veilig worden gesteld voor de toekomst. Arboreta (bomentuinen) als die in Joure zijn ook waardevol: een iepenarboretum met veertig soorten, voor onderzoek naar geschikte iepen voor Friesland.
Het probleem met iepziekte is niet alleen dat de meeste iepen het niet overleven. Funest is vooral de besmettelijkheid. Als zieke bomen niet direct worden verwijderd, verspreidt de iepziekte zich razendsnel. Zo kwam het dat vanaf het begin van de twintigste eeuw de iep (of olm) – destijds de meest voorkomende boom in Fryslân en de rest van het land – het zwaar te verduren kreeg. De sterke en makkelijke boom, die zelfs niet geeft om harde wind, kleigrond en zilte lucht, bleek niet opgewassen tegen de iepziekte die een grote kaalslag veroorzaakte. Toen de ziekte rond 2000 opnieuw oplaaide, dreigde de karakteristieke boom helemaal te verdwijnen.
De iepziekte wordt veroorzaakt door schimmels (Ophiostoma ulmi en Ophiostoma novo-ulmi) die groeien in de vaten van de boom. Zo wordt met water en voedingsstoffen, ook de schimmel door de hele boom getransporteerd. Het gevolg is verwelking van takken en tenslotte sterft de hele boom. In de zomer is iepziekte te herkennen aan bladeren die geel tot bruin worden en afvallen. Het begint met één tak en kan zich in enkele dagen verspreiden over de hele kroon. Vaak hangen aan de uiteinden van de kale takken nog één of twee verdorde blaadjes.
De ziekte kan zich op twee manieren naar andere iepen verspreiden: via contact tussen de wortels en via de iepenspintkever. Dat laatste gebeurt wanneer deze kevers hun eitjes leggen onder de bast van besmette bomen. Die kans is groot, aangezien ze het liefst verzwakte bomen kiezen. De larven vliegen later uit als kevers en nemen de schimmel mee naar andere iepen. Soms helpen mensen onbedoeld een handje door iepenstammen met de bast er nog om te vervoeren en op te slaan, bijvoorbeeld als haardhout. De enige remedie tegen iepziekte is de zieke bomen snel rooien, zorgvuldig afvoeren en de bast vernietigen. Het hout kan worden versnipperd, gecomposteerd of een jaar onder water worden bewaard.
Naast de iep zijn er meer bomen waardevol voor de kleigronden en de overige streken van Fryslân, zoals essen. Het was dan ook schrikken toen, met de iepziekte ondertussen onder controle, zo’n tien jaar geleden de essentaksterfte vanuit Duitsland ons land binnenkwam.
Net als de iepziekte is essentaksterfte een schimmelziekte. De schimmel infecteert de es via de bladeren. De eerste symptomen zijn vlekjes op het blad, daarna verkleuren de nerven en sterft het blad. Vervolgens kan de schimmel verdergaan naar de takken. Ook aan de bast is essentaksterfte in een later stadium te herkennen, met donkere verkleuringen bij de takaanzet. De takken kunnen sterven, of mogelijk uiteindelijk de hele boom.
Gelukkig verspreidt de ziekte zich niet zo snel als de iepziekte, maar ook hier is actie geboden, als aangetaste bomen een gevaar opleveren. Langs wegen of paden worden zieke essen gerooid als ze dreigen om te vallen, of takken worden verwijderd voor ze afbreken.
Paardenkastanjes worden bedreigd door een ziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie: de kastanjebloedingsziekte. De ziekte ontstaat bij beschadigingen aan de boom. De bacterie kan zich daar vermeerderen in de bast, waardoor de bast plaatselijk kan afsterven. De boom gaat daar ‘bloeden’.
Er wordt verwoed gezocht naar een middel tegen de ziekmakende bacterie. Ook Iepenwacht Fryslân heeft zich daarvoor ingezet, bij een wetenschappelijk begeleide praktijkproef in 2018 in Sint Annaparochie.
Te verwachten is dat met de klimaatverandering behalve nieuwe ziekten, ook meer plagen de kop op zullen steken. Zo rukt de eikenprocessierups steeds verder op naar het noorden. Ook in Fryslân worden ze inmiddels gesignaleerd. De haartjes die de rupsen afscheiden, kunnen zorgen voor huiduitslag, zwellingen, jeuk en prikkende ogen. Allerlei bestrijdingsmethoden worden geprobeerd en toegepast, van het wegzuigen van de rupsen tot het lokken van vogels met nestkastjes. Ongeacht de methode werkt ook hier bestrijding het beste met een gecoördineerde aanpak.
Iepenwacht Fryslân houdt behalve de iepziekte, essentaksterfte en de eikenprocessierups meer plagen en ziekten in de gaten. Bijvoorbeeld de schimmelziektes bladvlekkenziekte (plataan) en inktvlekkenziekte (esdoorn), de door bacteriën veroorzaakte watermerkziekte (wilg) en bacterievuur (meidoorn en diverse fruitbomen), en de wilgenhoutrups, een dikke rups die gaten boort in de onderstam van loofbomen.
Die vraag legden Wetterskip Fryslân en de Iepenwacht, op verzoek van de Vereniging Friese Gemeenten, voor aan een groot aantal grondeigenaren in de provincie. Vorig jaar rond deze tijd leverden zij hun onderzoeksrapport op. In nauw overleg met de provincie inventariseerden zij niet alleen of grondeigenaren als de gemeenten, de terreinbeherende organisaties, Rijkswaterstaat en ProRail meer gezamenlijk willen doen, maar ook waar zij de meeste winst zien voor samenwerking. De conclusies waren duidelijk. Vrijwel alle organisaties zien de meerwaarde van een betere samenwerking. Daarbij hebben ze sterke voorkeur voor een praktische invulling.
Exotendeskundige Flora Rosenbrand en senior adviseur watersysteembeheer Henk Flikkema waren namens Wetterskip Fryslân betrokken bij het onderzoek. “We zagen dat samenwerking breed wordt gedragen, al verschilt de mate waarin organisaties hieraan behoefte hebben. Duidelijk was wel dat niemand zit te wachten op meer bureaucratie en extra kosten. Samenwerking zou juist moeten leiden tot een efficiëntere aanpak”, aldus de laatste.
Flikkema verklaart de behoefte aan samenwerking, behalve uit de toename van invasieve exoten ook aan een nog beperkte kennis van de bestrijding. “Het is deels nog iets onbekends. De kennis is in ontwikkeling. Dan is het handig om ervaringen en ideeën uit te wisselen.” De aanpak van de Japanse duizendknoop is wat hem betreft een goed voorbeeld. “Door te doen, komen we erachter dat er geen ei van Columbus is. Welke methode het beste werkt, hangt af van de situatie en van het resultaat dat je wilt bereiken. Wil je er helemaal vanaf of wil je de situatie kunnen beheersen?”
Op de vraag in het onderzoek op welke gebieden organisaties willen samenwerken, scoorde kennis delen hoog. Dat gold ook voor monitoring en voorlichting. Wat Wetterskip Fryslân en de Iepenwacht betreft wordt vanaf 1 januari 2022 gestart met de samenwerking op deze onderdelen. “Het is belangrijk om waarnemingen te delen”, licht Flikkema toe. “Daarom willen we er in ieder geval voor zorgen dat we de gegevens van monitoring kunnen uitwisselen.”
Voorlichting en communicatie zijn volgens Flikkema ontzettend belangrijk. Niet alleen om gegevens te verzamelen, maar ook omdat onwetendheid tot verdere verspreiding kan leiden en mensen vanuit goede bedoelingen toch het verkeerde kunnen doen. Verwijderde exoten in de groene container doen, bijvoorbeeld. Goede voorlichting, niet alleen aan burgers, maar ook aan loonbedrijven en eigen groenbeheerders, helpt dit soort onbewuste acties voorkomen.
Samenwerking op dit punt werkt kostenbesparend, aldus Flikkema. “We willen kijken hoe we dit praktisch kunnen inrichten. Als je de voorlichting gezamenlijk oppakt, hoef je het niet allemaal zelf te bedenken. Daarbij maken we zo veel mogelijk gebruik van wat er al is, bijvoorbeeld landelijk, om te voorkomen dat we het wiel opnieuw uitvinden.”
Ook voor de communicatie met bewoners is een gezamenlijke aanpak belangrijk. “Je wilt eenzelfde boodschap overbrengen. Als de ene partij bij wijze van spreken een kraan in het veld heeft staan om een soort actief te bestrijden, en de organisatie die het perceel ernaast beheert laat diezelfde soort zijn gang gaan, dan roept dat vragen op. Bewoners denken dan al snel dat de één een terrein verwaarloost of dat de ander geld over de balk gooit. Een eenduidige uitleg over wat er nodig is om de negatieve effecten van invasieve exoten te voorkomen, helpt dat voorkomen. “Maar het is ook belangrijk dat we de samenleving laten zien dat we niet los van elkaar opereren.”
Waaruit dat opereren moet bestaan, is deels voorgeschreven door Europa. Voor soorten op de zogenoemde Unielijst geldt een verplichting tot melden en beheersen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat er daarnaast ook behoefte is aan provinciaal beleid dat een kader biedt en waar organisaties zich aan kunnen vasthouden. Dat dit beleid op zich laat wachten, is voor Wetterskip Fryslân en de Iepenwacht echter geen reden om de start van de samenwerking uit te stellen. “We zien de problemen in het veld, daarom hebben we besloten begin volgend jaar in ieder geval met een aantal praktische zaken te beginnen.”
Kennis ontwikkelen en delen behoort in ieder geval tot die praktische zaken. Wetterskip Fryslân levert aan het eerste zelf een belangrijke bijdrage, vertelt Flikkema niet helemaal zonder trots. “Wij zijn trekker in het introduceren van biologische bestrijding, waarin we samenwerken met wetenschappers en uitvoerende partijen.” Bij biologische bestrijding worden natuurlijke vijanden van invasieve exoten geselecteerd die zich uitsluitend voeden met bepaalde ongewenste soorten en daarvan dus ook afhankelijk zijn. Hierdoor zijn ze alleen schadelijk voor de doelsoort en verdwijnen ze wanneer deze soort is bestreden. “De eerste proeven zijn veelbelovend”, aldus Flikkema.
Samenwerking en betrokkenheid zorgen ervoor dat dit soort kennis efficiënt en snel kan worden gedeeld, weet hij. Zo worden alle data bij het onderzoek naar de biologische bestrijding gedeeld via de website van Probos. “Als je de route kent, is het makkelijker om informatie te vinden en toe te passen.”
De speciaal gekweekte resistente iepen vervangen de iepen die de afgelopen jaren wegens iepziekte moesten worden gerooid. De herplant van de iepen was gestart in 2011.
In het Friese en Groninger Waddengebied gebeurde dat in een gezamenlijk project met de Groninger Bomenwacht, ‘Tijd voor eerherstel van de iep in Groningen en Fryslân’. Dit was mede mogelijk door een financiële bijdrage van het Waddenfonds. Daarbij zijn aan de Friese Waddenkust ruim 5.000 iepen geplant.
Het tweede project was van Stichting Iepenwacht Fryslân zelf, met 9.000 iepen in de rest van Fryslân.
Net als ‘Tijd voor eerherstel van de iep in Groningen en Fryslân’ is dit een samenwerking aan de Friese en Groninger Waddenkust, samen met de Groninger Bomenwacht. Verdeeld over de twee provincies worden 2700 bomen aangeplant. Ze vervangen essen die zijn gekapt wegens de schimmelziekte essentaksterfte. De herplant gebeurt niet met essen, maar met verschillende andere soorten, waaronder de iep. Resistente essen bestaan namelijk nog niet, bovendien zorgt dit voor meer diversiteit en minder kwetsbaarheid.
Iepenwacht Fryslân heeft er in Fryslân voor gezorgd dat de bomen gefinancierd en geleverd kunnen worden, deelnemende gemeenten planten ze deze keer zelf. Daarbij zijn er in plantseizoen 2020/21 in totaal bijna 700 bomen geplant in de gemeenten Súdwest Fryslân, Waadhoeke en Noardeast Fryslân. In het tweede plantseizoen wordt ook bij particulieren geplant. Het planten kan plaatsvinden van november tot maart, wanneer de bomen geen bladeren hebben en in rust zijn.
Preventie en bestrijding begint met goede registratie. Toen de Iepenwacht een paar jaar geleden tegen de grenzen van het toen gebruikte systeem aanliep, heeft de stichting er één op maat laten maken. Die maakt het beheer een stuk eenvoudiger. Het bevat een uitgebreide database gekoppeld aan GPS, met alle door de Iepenwacht beheerde iepen. Er is onder meer op een kaart te zien waar ze staan, van wie ze zijn, of ze gezond of ziek zijn en of een extra inspectie nodig is. Dat kunnen inspecteurs tijdens hun controlerondes eenvoudig aanvinken. De dichtstbijzijnde gecontracteerde aannemer krijgt automatisch – via de pc, tablet of telefoon – een verzoek om zieke iepen binnen tien dagen te rooien.
Ook de beheerder en bijvoorbeeld gemeenten hebben met dit systeem inzicht in het iepenbestand. Bovendien kunnen ook andere boomsoorten en -ziekten worden beheerd, zoals essen en kastanjes. Die worden in toenemende mate door ziekten bedreigd.
Het iepenarboretum is in 2011 aangelegd. Gemeente De Fryske Marren heeft zich samen met Stichting Iepenwacht Fryslân sterk gemaakt om het iepenpark te realiseren en te behouden. Het gaat om 41 ondersoorten van de iep, waarbij van iedere soort drie zijn geplant. Er wordt onderzoek gedaan naar de groei- en gebruikseigenschappen en de geschiktheid van de verschillende soorten voor het Friese landschap en klimaat. Resistentie tegen iepziekte is uiteraard ook een belangrijk onderzoeksdoel. De resultaten helpen bij het kiezen van de meeste geschikte soorten voor herplant. De onderzoeksfunctie gaat prima samen met educatie en met het geven van meer bekendheid over het belang van de iep.
Het iepenarboretum ligt langs de oude weg naar Sneek, ter hoogte van de afslag van de A7 Joure West. Het is vrij toegankelijk.
Vorig jaar was er in februari een kennismiddag, achteraf bekeken vlak voordat de coronamaatregelen ingingen. Drie sprekers vertelden over invasieve exoten (duizendknopen), inheemse boomsoorten in het buitengebied en verschillende methoden om de eikenprocessierups te bestrijden. Ook lichtte Gauke Dam, projectleider bij de Iepenwacht, de werkzaamheden en resultaten van het voorgaande jaar toe. Een medewerker van De Fryske Marren gaf een presentatie over het bomenbeheer in zijn gemeente. Andere keren waren de onderwerpen onder meer ziektes bij essen en kastanjes, importkevers en natuurlijk de iep. Naar de kennismiddagen, soms in de vorm van een excursie, komen bijvoorbeeld groenbeheerders en wethouders.
Zeker, bomen zijn een mooi gezicht en hebben veel functies in het landschap. Maar het is ook omdat we het zonder bomen niet gaan redden, dat de betrokkenen bij Stichting Iepenwacht Fryslân zich zo inzetten. Hartstochtelijk kun je het noemen, als je Marten Speerstra en Gauke Dam erover hoort. Marten is secretaris van de stichting, Gauke is projectleider.
Gauke: “Als je het vergelijkt met een paar honderd jaar geleden en nu, dan leven we in een kale wereld.” Marten: “Het is van groot belang dat er geen bomen worden gekapt als het niet echt nodig is.” Want bomen zijn essentieel, zegt Marten, zoals voor biodiversiteit en voor het trotseren van de klimaatcrisis. Bomen nemen bijvoorbeeld CO2 op en zorgen voor zuurstof. Ze houden water vast en bieden schaduw en beschutting, en ook voedsel en nestgelegenheid voor onder meer vogels en insecten. Ziektes en plagen vormen echter een bedreiging. Daar strijdt de Iepenwacht tegen.
Het begon voor Stichting Iepenwacht Fryslân met de iep. Het was 2005 en deze karakteristieke boom dreigde ten onder te gaan. “De iep is heel makkelijk. Hij heeft maar één nadeel: de iepziekte”, vat Marten het probleem kort samen. Deze zeer besmettelijke schimmelziekte verspreidt zich via de iepenspintkever of de wortels. De iepziekte had in de 20e eeuw al zijn tol geëist; van de 1,25 miljoen iepen die er in 1930 in Nederland stonden, overleefden er maar zo’n 60 duizend. Rond het jaar 2000 stak de ziekte de kop weer op. Een iep kan een paar honderd jaar oud worden, maar eenmaal aangetast door iepziekte is het snel gedaan. Zonder ingrijpen dreigde de iep dan ook te verdwijnen.
Gelukkig is de aanpak van Iepenwacht Fryslân succesvol. Met veel inspanning is de ziektedruk in de provincie teruggebracht van zo’n 10 tot 15 procent naar rond de 1 procent per jaar. De ziekte is daarmee beheersbaar. Bovendien is het gelukt om de zieke iepen te vervangen.
Het succes zit hem in accuraat ingrijpen, en vooral door dat samen te doen met de deelnemers. “Die collectiviteit is cruciaal”, benadrukt Marten. ‘’De iepziekte trekt zich immers niets aan van gemeentegrenzen.” Gauke: “Ook is het effectiever en efficiënter als je het allemaal op dezelfde manier en samen doet.”
Waarom zoveel moeite voor precies deze boom? Dat heeft ermee te maken dat de iep zich thuis voelt in verschillende bodems en omstandigheden. Het was de meest voorkomende boom in Nederland en ook in Fryslân. Hij is daardoor ook van cultuurhistorische waarde, merkt Gauke op. Je vindt de iep vaak langs lanen en wegen, in steden en op de erven van boerderijen en stinzen. Dat hij zo makkelijk is, maakt hem bovendien onmisbaar in de kuststreek. Er zijn niet veel bomen die zo goed als de iep kunnen wortelen in de klei en die ook nog eens geen moeite hebben met flink wat wind en de zilte lucht. In Fryslân is het daarom juist zaak om zuinig te zijn op de iep.
De Iepenwacht is meldpunt, zorgt voor inspecties, voor saneren van zieke bomen en herplant, voor afstemming tussen de gemeenten en ook met eventuele andere partijen, voor advies, kennisopbouw en bewustwording. Ook zorgt Iepenwacht Fryslân voor subsidie- en fondsenwerving.
De bestrijding van de iepziekte begint met de inspecties. Dat is de basis. Gemeenten en particulieren kunnen verdachte bomen melden en elke zomer controleren inspecteurs van de Iepenwacht in twee ronden alle iepen. Zieke bomen worden vervolgens zo snel mogelijk gerooid en zorgvuldig afgevoerd, vooral de zogenoemde broedbomen. Daarin legt de iepenspintkever zijn eitjes onder de schors.
Een kaalslag was daarbij vooral in de eerste jaren op veel plekken helaas onvermijdelijk: er moesten maar liefst 13.000 iepen worden gerooid. Maar Iepenwacht Fryslân zorgt ook voor herplant. Een aantal boomkwekers heeft zich daarvoor op verzoek toegelegd op het kweken van resistente iepensoorten, en groeiend op eigen stam in plaats van zoals gebruikelijk geënt op een andere stam. “Bomen op eigen stam zijn sterker”, legt Gauke uit. Het kost echter meer tijd, temeer omdat de iepenwacht herplant met al redelijk volwassen bomen. “Het scheelt dat de iep een snelle groeier is.”
De herplant startte vanaf 2011. Dat is gebeurd in twee grote meerjarige projecten voor zowel gemeenten als particulieren, met in totaal 14.000 iepen. De projecten waren mede mogelijk dankzij subsidies van het Waddenfonds en provincie Fryslân. Gauke: “De herplant is afgerond in de winter van 2019/2020. Het doel was om de 13.000 gerooide zieke iepen in Fryslân te vervangen. Met in totaal 14.000 iepen is dat ruimschoots gelukt.”
Nu dan maar stoppen is er niet bij. “Dan zitten we binnen vier jaar weer terug op het oude ziektepercentage. Dan zou alles voor niets zijn geweest”, waarschuwt Marten. Zoals ook bevestigd in een rapportage van onderzoeker Jitze Kopinga, blijven de maatregelen noodzakelijk: de inspecties, het saneren van zieke iepen en herplant.
Wat de herplant betreft zegt Marten: “Omdat de schimmel die de iepziekte veroorzaakt zich ook via het wortelstelsel kan verspreiden, adviseert de Iepenwacht de deelnemende gemeenten om bij de aanplant van iepen bijvoorbeeld langs wegen, niet alleen iepen aan te planten (monocultuur), maar bomen van verschillende soorten.”
De afgelopen jaren is de rol van Iepenwacht Fryslân uitgebreid. Bijvoorbeeld met onderzoek naar kastanjebloedingsziekte en vooral bij de bestrijding en gevolgen van essentaksterfte. Ook dit is een agressieve schimmelziekte. Niet zo besmettelijk als de iepziekte, maar inmiddels is al een groot deel van de essen in Fryslân er door aangetast. De gemeenten rooien ze wanneer er langs wegen en paden kans is op omvallen of op afvallende takken. Dat betreft steeds meer essen. En zo dreigt weer een kaal landschap.
“We hebben hier wel een andere rol”, zegt Marten. “Vooral adviserend.” Ook is Iepenwacht Fryslân samen met Groninger Bomenwacht en Landschapsbeheer Groningen in 2019 gestart met het Waddenfonds herplantproject ‘Bomen in het Waddenlandschap.’ Voor een minder kwetsbaar bomenbestand is hierbij gekozen om gerooide essen te vervangen door verschillende boomsoorten die goed gedijen aan de kust, waaronder resistente soorten van de iep. De aanplant van 2700 bomen duurt tot 2022. Een uitrol naar het overige werkgebied ligt in de planning.
Iepenwacht Fryslân houdt ook andere ziekten en plagen bij allerlei bomen in de gaten. Bijvoorbeeld watermerkziekte bij wilgen, en bacterievuur, een ziekte die kan voorkomen bij de meidoorn en diverse fruitbomen.
Verder is Stichting Iepenwacht Fryslân gevraagd bij de bestrijding van invasieve exoten. Dat zijn planten – in water en op land – die heel snel groeien en inheemse planten verdringen. Voorbeelden zijn Japanse duizendknoop, grote waternavel, Amerikaanse vogelkers, reuzenbalsemien en berenklauw. In steeds meer gemeenten geven ze problemen. Op verzoek van de Vereniging van Friese Gemeenten onderzoekt Iepenwacht Fryslân samen met Wetterskip Fryslân mogelijkheden voor een collectieve bestrijding. In dit traject zijn alle Friese gemeenten, provincie en vele andere organisaties betrokken.
Eén ding staat als een paal boven water. Marten: “Of het nu gaat om iepziekte, essentaksterfte, invasieve exoten of de bestrijding van andere ziekten en plagen: het kan alleen goed werken met een collectieve aanpak.”
Binnen de Stichting Iepenwacht Friesland, bestrijden overheden, groenbeheerders en private beheerders sinds 2005 samen de iepziekte. Ook is de Iepenwacht betrokken bij andere boomziekten en plagen en bij herplant.
Stichting Iepenwacht Friesland
T. 06 1524 7461
E. info@iepenwachtfryslan.nl
Concept & redactie: Stichting Iepenwacht Fryslân / Terwisscha & Wagenaar | Schrijfburo
Productie & vormgeving: Terwisscha & Wagenaar | Vormburo
Er kunnen geen rechten aan de informatie op deze website worden ontleend. Hoewel Iepenwacht Fryslân zorgvuldigheid in acht neemt bij het samenstellen van dit magazine, kan Iepenwacht Fryslân niet instaan voor de juistheid, volledigheid en actualiteit van de geboden informatie.
Juni 2021
De kennisdag voor ambtenaren en bestuurders op woensdag 26 februari was feitelijk de laatste bijeenkomst waarbij een ieder nog tamelijk in onschuld leefde met datgene wat ons nadien te wachten stond. Omdat ik een paar dagen eerder met griepverschijnselen uit de wintersportvakantie in de Dolomieten was gekomen, besloot ik om als voorzitter die dag niemand een hand te geven. De eerste die ik dat toevoegde deinsde onmiddellijk vier meter achteruit, maar toen de tweede mij vervolgens zei dat ik mij niet zo moest aanstellen, heb ik deze persoon overbluft met dat hij over veertien dagen niemand meer een hand zou geven. Nog geen veertien dagen later maakte premier Rutte bekend dat handenschudden voortaan uit den boze was…
Het provinciale SIF herplantproject en het verlengde Waddenfondsproject ‘Herplant iepen in de Waddenregio’ in de Friese en Groninger waddengemeenten zijn beide in het verslagjaar afgerond. In 2021 moeten we alleen nog de definitieve beschikking krijgen over de toegekende subsidie voor het Waddenfondsproject.
Het andere Waddenfondsproject ‘Bomen in het Waddenlandschap’ ter vervanging van door essentaksterfte gevelde essen heeft zijn eerste plantseizoen achter de rug. In het Waddengebied van de provincies Fryslân en Groningen moeten in totaal 2.700 gesneuvelde essen worden vervangen door vooral andere boomsoorten. Onze voormalige penningmeester Sicco Boorsma is penvoerder van dit project.
In het werkgebied van de SIF liggen we met 669 geplante bomen mooi op schema en moeten we in het tweede plantseizoen een vergelijkbaar aantal wegzetten, maar dan ook deels bij particulieren. In de provincie Groningen zijn 23 bomen geplant. Daar zullen onze mede-aanvragers er nog hard aan moeten trekken.
De SIF wil dit project de komende jaren graag doortrekken naar het werkgebied van onze overige deelnemers. Nut en noodzaak van het planten van bomen wordt alom beleden, maar de financiering hiervan is het grote probleem. Bovendien heb je veelal te maken met langjarige projecten terwijl de bestuurlijke horizon van overheden en subsidiërende fondsen zich veelal beperkt tot twee of drie jaar.
Verder zijn de jaarlijkse inspecties op iepziekte in twee ronden weer uitgevoerd. Dit monitoren en vervolgens zo snel mogelijk saneren van zieke iepen blijft van belang om de iepziekte beheersbaar te houden.
Het bestuur heeft dezelfde samenstelling gehouden en bestaat per 1 januari 2021 uit:
Het verslagjaar vormt het eerste jaar van de met vijf jaar verlengde overeenkomst met Aequator Groen & Ruimte bv van Ruud Mantingh te Harderwijk. Daardoor is de positie van Gauke Dam als projectleider van de SIF voor de komende jaren weer geborgd.
Ondanks het coronavirus zijn Flora Rosenbrand van Wetterskip Fryslân en Gauke Dam van de SIF erin geslaagd om hun eindrapport over de invasieve exoten in juni 2020 af te ronden. Henk Flikkema van Wetterskip Fryslân en Gauke Dam van de SIF fungeren momenteel als kwartiermakers voor het collectief invasieve exoten Fryslân (CIEF). Dit collectief zal in 2021 gevormd moeten worden.
Theunis R. Piersma, voorzitter Stichting Iepenwacht Fryslân
Download het document met de jaarcijfers van de Stichting Iepenwacht Fryslân.